Proef pagina
Proef pagina
Steeds meer winkelpanden staan leeg. En leegstand levert vaak meer leegstand op. Verminderde diversiteit in het winkelaanbod versterkt daarnaast de neerwaartse spiraal. Er moet drastisch iets veranderen om verdere daling van het omzetvolume te voorkomen. Maar de bal ligt niet alleen bij ondernemers en vastgoedeigenaren. Ook gemeenten hebben hun verantwoordelijkheid.
De laatste jaren is de leegstand in de detailhandel toegenomen. Inmiddels staat 9 procent van de vierkante meters leeg tegen 8 procent in 2013, zo blijkt uit cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hierbij gaat het om krimpgebieden, maar bijvoorbeeld ook om C-locaties zoals aanloopstraten aan de randen van winkelzones. En: waar tien jaar geleden nog een bloeiend wijkwinkelcentrum stond, volstaat nu in sommige gemeenten alleen de supermarkt. Speciale artikelen koopt de consument immers wel op internet, zo vertelt Jaap Kaai, die lid is van het Expertteam Winkelgebieden. “Het is aan de retailer om vernieuwende concepten te bedenken die klanten trekken en om in te spelen op behoefte en vraag, zodat er meer aandacht komt voor service en beleving. Vastgoedeigenaren moeten meebewegen en investeren in winkelruimten. Het is aan de gemeenten om initiatieven te faciliteren, partijen bij elkaar te brengen en eventueel de regelgeving aan te passen. De problematiek moet gezamenlijk worden aangepakt.”
Gebeurt er niets drastisch, dan ziet het er slecht uit voor 2015, zo lezen we in de Rabobank Cijfers & Trends BrancheBarometer. Er wordt gevreesd voor een toename van de problemen. Werk aan de winkel dus.
Beleving in de winkelstraat
Toch is de ideale winkelstraat een utopie, aldus Kaai. Er bestaat geen blauwdruk die werkt voor elke willekeurige gemeente. Iedere winkelstraat moet passen in zijn omgeving en heeft een andere ideale mix van voorzieningen, waardoor de aanpak van een winkelgebied maatwerk moet zijn. Een grote gemene deler is er echter wel: beleving. “Een winkelgebied moet meer bieden aangezien de consument echt niet meer komt om alleen maar te shoppen. Die wil in een winkel ook een hapje en een drankje kunnen doen of bijvoorbeeld een modeshow zien. In het straatbeeld duiken nu winkels op waarin de producten ook daadwerkelijk worden vervaardigd. Dat vinden mensen leuk. Het geeft een zaak toegevoegde waarde door de beleving. Retailers kunnen ook zorgen dat de designer van hun product af en toe op de winkelvloer is. Een goed winkelgebied biedt dus een mix van activiteiten, is meer dan alleen maar winkels en niet na 18 uur uitgestorven. Er moet dynamiek zijn in en met de omgeving. Dat vereist dus ontwikkeling in de breedte.”
Soms helpt een afname van het winkelaanbod ook, zegt Kaai. Door winkels die elkaar aanvullen te concentreren en in leegkomende winkels andere functies mogelijk te maken kan een gebied er leuker, beter en efficiënter op worden. Ondernemers, eigenaren en de gemeente kunnen zodoende samen op de langere termijn een gebied smoel geven.
Proef pagina
Proef pagina
Steeds meer winkelpanden staan leeg. En leegstand levert vaak meer leegstand op. Verminderde diversiteit in het winkelaanbod versterkt daarnaast de neerwaartse spiraal. Er moet drastisch iets veranderen om verdere daling van het omzetvolume te voorkomen. Maar de bal ligt niet alleen bij ondernemers en vastgoedeigenaren. Ook gemeenten hebben hun verantwoordelijkheid.
De laatste jaren is de leegstand in de detailhandel toegenomen. Inmiddels staat 9 procent van de vierkante meters leeg tegen 8 procent in 2013, zo blijkt uit cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hierbij gaat het om krimpgebieden, maar bijvoorbeeld ook om C-locaties zoals aanloopstraten aan de randen van winkelzones. En: waar tien jaar geleden nog een bloeiend wijkwinkelcentrum stond, volstaat nu in sommige gemeenten alleen de supermarkt. Speciale artikelen koopt de consument immers wel op internet, zo vertelt Jaap Kaai, die lid is van het Expertteam Winkelgebieden. “Het is aan de retailer om vernieuwende concepten te bedenken die klanten trekken en om in te spelen op behoefte en vraag, zodat er meer aandacht komt voor service en beleving. Vastgoedeigenaren moeten meebewegen en investeren in winkelruimten. Het is aan de gemeenten om initiatieven te faciliteren, partijen bij elkaar te brengen en eventueel de regelgeving aan te passen. De problematiek moet gezamenlijk worden aangepakt.”
Gebeurt er niets drastisch, dan ziet het er slecht uit voor 2015, zo lezen we in de Rabobank Cijfers & Trends BrancheBarometer. Er wordt gevreesd voor een toename van de problemen. Werk aan de winkel dus.
Beleving in de winkelstraat
Toch is de ideale winkelstraat een utopie, aldus Kaai. Er bestaat geen blauwdruk die werkt voor elke willekeurige gemeente. Iedere winkelstraat moet passen in zijn omgeving en heeft een andere ideale mix van voorzieningen, waardoor de aanpak van een winkelgebied maatwerk moet zijn. Een grote gemene deler is er echter wel: beleving. “Een winkelgebied moet meer bieden aangezien de consument echt niet meer komt om alleen maar te shoppen. Die wil in een winkel ook een hapje en een drankje kunnen doen of bijvoorbeeld een modeshow zien. In het straatbeeld duiken nu winkels op waarin de producten ook daadwerkelijk worden vervaardigd. Dat vinden mensen leuk. Het geeft een zaak toegevoegde waarde door de beleving. Retailers kunnen ook zorgen dat de designer van hun product af en toe op de winkelvloer is. Een goed winkelgebied biedt dus een mix van activiteiten, is meer dan alleen maar winkels en niet na 18 uur uitgestorven. Er moet dynamiek zijn in en met de omgeving. Dat vereist dus ontwikkeling in de breedte.”
Soms helpt een afname van het winkelaanbod ook, zegt Kaai. Door winkels die elkaar aanvullen te concentreren en in leegkomende winkels andere functies mogelijk te maken kan een gebied er leuker, beter en efficiënter op worden. Ondernemers, eigenaren en de gemeente kunnen zodoende samen op de langere termijn een gebied smoel geven.
Proef pagina
Proef pagina
Steeds meer winkelpanden staan leeg. En leegstand levert vaak meer leegstand op. Verminderde diversiteit in het winkelaanbod versterkt daarnaast de neerwaartse spiraal. Er moet drastisch iets veranderen om verdere daling van het omzetvolume te voorkomen. Maar de bal ligt niet alleen bij ondernemers en vastgoedeigenaren. Ook gemeenten hebben hun verantwoordelijkheid.
De laatste jaren is de leegstand in de detailhandel toegenomen. Inmiddels staat 9 procent van de vierkante meters leeg tegen 8 procent in 2013, zo blijkt uit cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hierbij gaat het om krimpgebieden, maar bijvoorbeeld ook om C-locaties zoals aanloopstraten aan de randen van winkelzones. En: waar tien jaar geleden nog een bloeiend wijkwinkelcentrum stond, volstaat nu in sommige gemeenten alleen de supermarkt. Speciale artikelen koopt de consument immers wel op internet, zo vertelt Jaap Kaai, die lid is van het Expertteam Winkelgebieden. “Het is aan de retailer om vernieuwende concepten te bedenken die klanten trekken en om in te spelen op behoefte en vraag, zodat er meer aandacht komt voor service en beleving. Vastgoedeigenaren moeten meebewegen en investeren in winkelruimten. Het is aan de gemeenten om initiatieven te faciliteren, partijen bij elkaar te brengen en eventueel de regelgeving aan te passen. De problematiek moet gezamenlijk worden aangepakt.”
Gebeurt er niets drastisch, dan ziet het er slecht uit voor 2015, zo lezen we in de Rabobank Cijfers & Trends BrancheBarometer. Er wordt gevreesd voor een toename van de problemen. Werk aan de winkel dus.
Beleving in de winkelstraat
Toch is de ideale winkelstraat een utopie, aldus Kaai. Er bestaat geen blauwdruk die werkt voor elke willekeurige gemeente. Iedere winkelstraat moet passen in zijn omgeving en heeft een andere ideale mix van voorzieningen, waardoor de aanpak van een winkelgebied maatwerk moet zijn. Een grote gemene deler is er echter wel: beleving. “Een winkelgebied moet meer bieden aangezien de consument echt niet meer komt om alleen maar te shoppen. Die wil in een winkel ook een hapje en een drankje kunnen doen of bijvoorbeeld een modeshow zien. In het straatbeeld duiken nu winkels op waarin de producten ook daadwerkelijk worden vervaardigd. Dat vinden mensen leuk. Het geeft een zaak toegevoegde waarde door de beleving. Retailers kunnen ook zorgen dat de designer van hun product af en toe op de winkelvloer is. Een goed winkelgebied biedt dus een mix van activiteiten, is meer dan alleen maar winkels en niet na 18 uur uitgestorven. Er moet dynamiek zijn in en met de omgeving. Dat vereist dus ontwikkeling in de breedte.”
Soms helpt een afname van het winkelaanbod ook, zegt Kaai. Door winkels die elkaar aanvullen te concentreren en in leegkomende winkels andere functies mogelijk te maken kan een gebied er leuker, beter en efficiënter op worden. Ondernemers, eigenaren en de gemeente kunnen zodoende samen op de langere termijn een gebied smoel geven.